Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6421

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808091/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 24 oktober 2008, voor zover hier van belang, heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) locatie KP 60 aangewezen als locatie voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer).


Uitspraak

200808091/1. Datum uitspraak: 5 december 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 oktober 2008, voor zover hier van belang, heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) locatie KP 60 aangewezen als locatie voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer). Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt. Bij brief, bij de rechtbank Haarlem ingekomen op 31 oktober 2008, heeft [verzoeker] verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is door de rechtbank Haarlem ter behandeling doorgestuurd aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de State. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 december 2008, waar [verzoeker] in persoon en het college, vertegenwoordigd door A.C. Timmer-van der Hoeven, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [verzoeker] kan zich niet verenigen met de aanwijzing van locatie KP 60 als locatie voor een ondergrondse afvalcontainer. Hiertoe voert hij onder meer aan dat zich op deze locatie een boom bevindt die in verband met het realiseren van de ondergrondse afvalcontainer zal worden verplaatst. Volgens [verzoeker] is het bestreden besluit in zoverre in strijd met het beleid van het college zoals dat is neergelegd in de nota Procedure Invoering ondergrondse inzameling restafval. Zijns inziens verdient de locatie KP 160 die het college eerder voornemens was aan te wijzen, de voorkeur boven locatie KP 60. 2.2. Het college stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat zowel locatie KP 60 als locatie KP 160 voldoet aan alle in de voornoemde nota genoemde randvoorwaarden voor aanwijzing als locatie voor een ondergrondse afvalcontainer, maar dat locatie KP 60 de voorkeur verdient omdat deze zich voor een blinde muur bevindt terwijl locatie KP 160 voor een raam is gelegen. 2.3. Niet in geschil is dat zich op de aangewezen locatie KP 60 een boom bevindt die in verband met het realiseren van de ondergrondse afvalcontainer zal worden verplaatst. Bij brief van 27 november 2008 heeft het college gesteld dat tijdens de bezwaarprocedure niet tot plaatsing van de ondergrondse afvalcontainer zal worden overgegaan. Ter zitting heeft het college gesteld dat, indien in afwachting van de plaatsing van de ondergrondse afvalcontainer tijdelijk een bovengrondse inzamelvoorziening wordt geplaatst, deze bovengrondse voorziening mogelijk ten koste gaat van de boom op locatie KP 60. Het verplaatsen van deze boom vormt nu juist het belangrijkste punt van bezwaar van [verzoeker] tegen de aanwijzing van locatie KP 60. Nu het college ter zitting heeft aangegeven dat het geen bezwaar heeft tegen het schorsen van het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, gaat de voorzitter er vanuit dat de boom op locatie KP 60 zolang ongemoeid blijft. 2.4. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem van 24 oktober 2008, kenmerk WZ/OGV/2008/182599, voor zover het locatie KP 60 betreft, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist; II. gelast dat de gemeente Haarlem aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.C. Leemans, ambtenaar van Staat. w.g. Brink w.g. Leemans voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008 442.